Categoriearchief: Aassoorten

Boilies

Boilies 1

 

 

 

Veruit het populairste karperaas vandaag de dag is de boilie. Het woord boilie stamt af van het Engelse woord boiled. De eerste karperboilies waren namelijk bolletjes deeg die door koken een harde buitenlaag kregen. De voordelen hiervan waren dat er minder witvis werd gehaakt en er gerichter op karper kon worden gevist. Later door de jaren heen werden er echter steeds meer ingrediënten en flavours aan de karper boilies toegevoegd. Eiwitten, vismeel en een scala aan smaken hebben de karper boilie tot een veelzijdig inzetbaar aas gemaakt. Tegenwoordig wordt er bijna door elke karpervisser met dit aas gevist in combinatie met andere voeren en/of particals. Ondanks de vele jaren van service blijft de ronde knikker nog steeds een top aas als het om karpers vangen gaat.

Er zijn ongelooflijk veel merken, soorten en smaken boilies. Waarmee moet men wanneer vissen? Over het algemeen is er een verschil of men instant gaat vissen of dat men gaat voeren. Als men instant gaat vissen kan men het beste met een dure instant boilie gaan vissen. Hier wordt veel over gediscussieerd onder karpervissers maar een kwaliteitsboilie met goede en uitgebalanceerde ingrediënten kost nou eenmaal meer. Laat die Tutti Frutti bollen van de dierenwinkel maar in de schuur staan. Men zal af en toe een vis vangen maar het is een kansloze missie. Ervaringen van karpervissers vertellen dat een kwaliteitsboilie elke keer meer vis opleverde dan een inferieure knikker.

Wanneer men niet instant gaat vissen dan is het nog steeds belangrijk om kwalitatief goede bollen te gebruiken. Bij het opzetten van een voercampagne is een goede boilie het verschil tussen niet en wel vangen. Maar hoeveel euro’s geeft men we daar dan aan uit? Gelukkig is er een oplossing gekomen in de vorm van freezerbaits, dit maakt het voor elke karpervisser mogelijk om voercampagnes op te zetten zonder berooid op straat te eindigen. Er zijn vele soorten freezer bollen op de markt, zowel van gevestigde merken als nieuwe opkomende merken.

Wil men grote karpers vangen? Dan is een van de meest effectieve karpervistactieken die men kan gebruiken een voercampagne met boilies op een specifieke locatie. Deze manier van karpervissen is waarschijnlijk de beste manier om de grotere karpers te vangen in een te bevissen water. Een voercampagne met boilies is niks anders dan een nieuw aas introduceren in de leefomgeving van de karper, over een vooraf geplande duur. Net zolang tot het gevoerde aas gebruikelijk is geworden als een bron van voedsel voor de karper. De dikke vissen komen op de kant door volharding en voeren, vooral veel voeren!

Naast de aanpak van het water en de manier van vissen. Speelt het jaargetijde een rol binnen de keuze van het juiste aas. In de lente is het aan te raden om bijvoorbeeld met zoete boilies met een lagere voedingswaarde te vissen. Als de watertemperatuur boven de 15 graden komt en de zomer is aangebroken dan maakt het niet uit wat voor soort boilie je gebruikt . Zowel vismeelbollen als andere knikkers vangen dan goed, dit is per water verschillend en er is geen magische formule voor. In de herfst als het water afkoelt is het aan te raden met vismeelboilies te gaan vissen. De karper gaat zich dan volvreten om een reserve op te bouwen voor het overwinteren. Nu is een aas met een hoge voedingswaarde extra attractief! De belangrijkste tip voor de keuze van welke boilie dan ook, welk water dan ook, of welk jaargetijde dan ook. Kies een boilie waar je VERTROUWEN in hebt en een boilie die eerder vis op de kant heeft gebracht. De aanhouder wint!

Wat heeft men nodig om boilies te maken?

Een basismix, bestaande uit bijvoorbeeld maïsmeel, griesmeel, sojameel, tarwe volkoren, diverse soorten vogelvoer, kruiden, Robin Red, flavours, oliën, zoetstof, zout, enz. De lijst kan wel zo’n 101 ingrediënten bevatten, die gebruikt kunnen worden om boilies van te maken. Zo is er onder andere de Crab boilie, met maïs, gries en soja. De Vismeel boilie, met o.a. haring-sardinemeel, LT-vismeel en trouvit. De Birdfoordboilie, die vol zit met een goed soort vogelvoer.

Als de samenstelling is bepaald, moet dit eerst zorgvuldig worden gemengd. Gebruik daarvoor een grote kom zodat alles goed door elkaar gehusseld wordt. Afgezien van de mix, gebruikt men verse eieren of eipoeder voor het maken van het deeg. Als ei-vervanger kan er eventueel bloedplasma gebruikt worden.

Bij het gebruik van verse eieren, moeten er 7 of 8 eieren per 1 kilo droge mix gebruikt worden. Breek deze eieren in een ruime kom, voeg eventueel zoetstofzout of flavour toe. Bij het maken van een vismeelboilie, gaat er ook nog 1 ml visolie per ei bij de mix. Sojaolie is ook een mooi product om te gebruiken bij het maken van boilies. De bollen zullen beter dicht draaien hiermee, wat weer ten goede komt aan het beter en langer blijven zitten aan de hair.

Nu wordt de droge mix toegevoegd aan de eieren in de kom, steeds met kleine beetjes. Vervolgens komt het zware kneedwerk aan bod, het kneden tot men een mooi, soepel deeg overhoudt. Laat het deeg liever iets te nat dan te droog; het deeg is erg temperatuurgevoelig en zal snel uitdrogen. Dit resulteert in het stukdraaien van de bollen. Het deeg is klaar om te rollen als het niet meer blijft plakken aan de handen. Als het deeg te nat is, wordt de boilieplank erg smerig met plakkend deeg en krijg je geen bollen.

Het uiteindelijke rollen van de boilies gebeurt met een zogenaamde rolplank. Deze zijn in allerlei formaten te verkrijgen maar bestaan altijd uit twee helften. Om te voorkomen dat het deeg aan de plank gaat plakken wrijft men beide helften altijd in met hetzelfde olie wat ook bij de eieren is gedaan. Leg de onderste helft van de plank op tafel. Voor het verwerken van de dikke deegworsten gebruiken we een zogenaamde boiliespuit. In deze spuiten past precies de eerder gerolde dikke worst, waarna op de voorkant een taps toelopende kop geschroefd wordt. Deze koppen moet men vaak zelf nog op de juiste diameter afsnijden. Heeft de boilieplank een diameter van 18 mm dan kan men de kop het beste op 16 of 17 mm afsnijden. Knijp nu in de boiliespuit zodat het deeg uit de voorkant geperst wordt. Laat deze dunne worst gelijk op de boilieplank terecht komen, helemaal van links naar rechts. Is men al wat bedreven in het rollen dan legt men er nog twee of drie worsten naast. De eerste keer kan men het beter bij één houden. Pak de bovenste helft van de boilieplank en leg deze precies over de onderste, de worst ligt er nu tussenin. Druk de bovenste helft een stuboilieplankkje in de worst. Beweeg de bovenste helft nu voorzichtig naar voren en achteren terwijl men druk blijft uitoefenen. Voer de druk langzaam op tot men voelt dat de twee helften van de plank elkaar raken. Neem de bovenste helft eraf en je ziet een hele rij ronde deegballetjes liggen.

Zodra al het deeg gerold is tot boilies gaat men een ruime pan met water aan de kook brengen. Als het water kookt, gaan de bollen in de pan. De kooktijd hangt af van de diameter van de bollen. De 10 tot 15 mm bollen koken 2,5 minuut, 15 tot 20 mm koken 3,5 minuut en de 20 tot 25 mm moeten 3,5 tot 4 minuten koken. (Zorg dat het water goed aan de kook blijft tijdens het kookproces). Zodra de kooktijd is verstreken, worden de bollen uit het water gehaald en gedroogd op bv. een dikke handdoek. De gekookte boilies kunnen ook eerst nog even onder de koude kraan gehouden worden na het koken, op deze manier worden ze aanzienlijk harder.

Nu moeten de bollen nog drogen. De droogtijd is natuurlijk erg afhankelijk van de omgevingstemperatuur, maar na een droogtijd die zit tussen de 12 en 24 uur, zijn de boilies klaar voor gebruik of om in te vriezen! Om de hardheid te bepalen, is het wel van belang om na een paar uur even te voelen en te knijpen in een bol. Is de bol te hard, dan de kooktijd of de droogtijd verminderen. Zijn de bollen na 12 uur drogen nog te zacht, dan is het raadzaam om de samenstelling van de boiliemix te veranderen. Langer koken heeft in zo’n geval geen enkele zin.

Als de boilies zijn ingevroren, haal deze dan 1 dag voor het vissen uit de vriezer. Laat de boilies ontdooien en ook gelijk drogen in een goede droogzak met grote mazen, zodat het allemaal goed kan doorluchten. Ook hier geldt weer: hoe langer ze drogen, hoe harder de bol. Het is ook verstandig om de bol nooit in de volle zon te laten drogen, maar het liefst vol in de wind.

Succes!

Hennep

 

hennep

Er wordt dikwijls heel divers geschreven over het vissen met hennep (kempzaad). Hennepvissen zou een moeilijke wijze van vissen zijn; hennep garen in een thermosfles in kokend water; hennep op de haak zònder kiem: allemaal onzin! Ook zou hennep een specifiek zomeraas zijn, maar er wordt de hele winter met kempzaad gevist en er worden dan flinke blankvoorns gevangen met dit bijzondere aas.

In de lente wordt vooral in visvijvers druk met hennep gevist door de zogenaamde “specialisten”. Voor de hengelaars die ook deze aassoort willen uitproberen hebben we een aantal henneptips:

Gewenning: Omdat hennep niet door alle vissoorten als een natuurlijk voorkomend aas wordt herkend, moeten de vissen er een poosje aan wennen, ze moeten het “leren” te eten. Dat bevordert men door dagelijks, bij voorkeur in de vroege morgen, een handvol gekookte, maar ook geweekte, rauwe hennep op een stek uit te strooien gedurende ongeveer een week. Na deze gewenningsperiode zal men op die stek beginnen met het (succesvol) hennepvissen.

Voorweken: Men kiest in eerste instantie voor jonge, grote hennepnootjes. Die laat men 24 tot 36 uur voorweken in bij voorkeur “hard” water, geen leidingwater (af te raden omdat dit teveel chloor bevat). Grondwater kan, maar water uit een vijver of natuurlijk bronwater is goed. Kiest men toch voor leidingwater, laat dat dan eerst een paar dagen rusten voor gebruik. Een glas vol hennep kan al volstaan voor meerdere hengelpartijen.

Koken? Net niet!: Men brengt de voorgeweekte hennepnootjes in ruim water tot tegen het kookpunt (95-98º). Dit zo houden tot de witte kiemen zichtbaar worden en flink “uitkomen”. Dan snel het kookwater afgieten (tip: bewaren om er lokvoer mee aan te maken!) en de nootjes te harden door ze veelvuldig te spoelen met koud water. De gekookte hennep koel bewaren in water of, zonder water in een verluchte doos.

Toevoegsels: Afgeraden wordt om smaakmakers of geurende producten aan hennep toe te voegen. Juist de weeïge geur en specifieke smaak van de hennep is het dat de vissen zo aantrekt. Hennep blijft dus gewoon hennep.

Hennep op de haak zetten:  Men kiest een nootje met een flinke kiem en waarvan de schelpen een weinig open staan. Neem het nootje tussen duim en wijsvinger met de kiem naar onder en de punt van de kiem naar rechts wijzend. Breng het haakje (nummer 20) zo diep mogelijk in, daar waar de schelpen uit elkaar gaan, vlak tegenover de kiembasis. Draai daarna het zaadje naar boven zodat de haakpunt in de kiembasis of vlak daarbij komt te zitten, en zeker daar waar hij vrij kan ontsnappen zonder in de harde schelpen terecht te komen. Men kan ook een nootje van de zwarte schelpen ontdoen als het al op de haak zit. Dat moet wel voorzichtig gebeuren. Zo’n wit nootje is beter zichtbaar en vangt “vlugger”, maar dikwijls komt er vooral klein grut op af.

Panache: De ervaren hennepvissers zal het zelfs klaren om twee nootjes op een haak nummer 18 te prikken waarvan het laatste nootje gepeld wordt. Op die manier verkrijgt men een panache van zwart en wit. Zeer aantrekkelijk en goed zichtbaar voor de blankvoorn.

Hennep bewaren: Gekookte hennep kan men lange tijd bewaren in de koelkast. Als men regelmatig wil beschikken over een portie hennep, dan kan men kleine hoeveelheden invriezen. In de hengelsportzaken wordt ook gekookte hennep in een bewaarvloeistof verkocht. Toch moet worden gezegd dat vers gekookte hennep nog het best is.

Materiaal: Kies voor een vaste strakke hengel, zonder topelastiek. Lang genoeg om op de gewenste diepte te kunnen vissen. De slanke dobber dient scherp uitgelood te zijn en bij de minste aanbeet onderduiken. Hennepvissen bij winderig weer en woelig water is daarom zo goed als uitgesloten. Verder een lichte lijn met een haakje 18/20 met wijde bocht. Een korte lijnopslag vist het scherpst en is noodzakelijk om snel te reageren. Het ronde loodhagel is uit den boze, het levert vaak valse aanbeten op. De vissen zien het lood voor een hennepzaadje aan! Beperk je dus tot styllood of een torpillelood.

Vistechniek: Vis actief. Bij hennepvissen start men steeds met het aas vlak bij of juist boven de bodem. Na een tijd vissen en vangen kan het voorkomen dat de vissen het neerdwarrelend zaad tegemoet zwemmen. Ga dan met het aas verder van de bodem af vissen. Een lichte drift is het beste. Hierbij lok je vaak de beet uit door even af te remmen of door de dobber even op te tillen of tegen de drijfrichting terug te slepen en langzaam terug te laten zakken. Bekijk regelmatig het aas om er zeker van te zijn dat de witte kiem nog aanwezig is. Een hennepzaadje zonder kiem wordt zelden gepakt. Bij de minste aanbeet moet aangeslagen worden.

 

 

 

Pellets

pellets 1

Pellets, gebruik ze met verstand…  Meer nog dan met het voer dat we nu te water laten, moeten pellets met verstand gebruikt worden. Pellets, het is zo gemakkelijk, men stapt de hengelsportzaak binnen, schaft een zak of doosje pellets aan en we kunnen gaan vissen. Maar daar komt veel meer voor kijken. Het is een andere manier van vissen en voeren

Pelletfeiten:

Vismeel is en blijft bestanddeel nummer-1 voor het samenstellen van pellets. Vismeel heeft een hoog gehalte aan eiwitten en vetten en heeft een uitstekend aminozurenpatroon noodzakelijk voor de gezondheid. Maar…, teveel eiwitten en teveel vetten (visolie) zijn niet goed voor de gezondheid. Hoe hoger de verteerbaarheid van de pellets, hoe beter de vis het voedsel kan omzetten in energie en groei. Is dat niet zo, dan wordt het gewoon uitgescheiden en dit kan een negatieve invloed hebben op de waterkwaliteit. De andere kant van het pelletverhaal is dat pellets bestemd voor forel, zalm of heilbot ook bijzonder attractief zijn voor witvis. Wat we in deze context in geen geval niet uit het oog mogen verliezen is dat dergelijke pellets eigenlijk voor “roofvissen” worden ontwikkeld en niet voor alleseters zoals brasem en karper. Als basisregel kunnen we het volgende voor ogen houden: hoe donkerder de kleur van de pellet hoe meer olie (vet) deze pellet bevat.

Test:

Men wil van de soort pellet die men gebruikt, weten hoe lang het duurt om deze pellet in het water af te laten breken. Een basistijd voor 4 mm pellets (brasem- en witvisvisserij) is ongeveer 15 minuten. Dit is op een eenvoudig manier te testen. Je neemt een handvol pellets en je zet deze onder water. Na een vijftal minuten moet de inwerking van het water reeds te zien zijn. Na tien minuten beginnen er mondjesmaat deeltjes los te komen en de pellet begint in het water af te breken. Na pakweg vijftien minuten ligt er voor de azende vis een papje met voedseldeeltjes klaar.

De formaten:

De meest voorkomende formaten zijn 4 mm, 6 mm en 8 mm. Een gouden regel is dat het formaat waarmee wordt gevoerd, ook het formaat is waarmee wordt gevist. Dus nooit met 6 mm voeren en met 4 mm vissen… of omgekeerd. Er zijn ook micropellets (1 en 2 mm) in de handel. Dit formaat is ongeschikt om mee te voeren, wel om te vermalen en dan onder het lokaas te mengen. De micropellets breken te snel af om een attractieve voerplek te maken. Bovendien kan men ze op geen enkele manier op de haak zetten. Wat karper betreft, is 6 mm de keuze. Voor brasem houden we het op 4 mm. Een andere regel, formaten worden nooit gemengd. Indien je bijvoorbeeld 4 en 6 mm mengt en je schiet met de katapult een deel gemengde pellets op de voerplek, dan zullen de 6 mm pellets altijd iets verder vliegen dan de 4 mm pellets waardoor we de vis op de voerplek zullen verspreiden.  pellets 2

Belangrijk: 

In heel het pelletgebeuren is het niet zozeer welke soort pellet en de hoeveelheid pellets die in eerste instantie voor succes zullen zorgen, wel de manier van voeren. Indien we met het pelletvissen starten, dan dient men zich in het begin te realiseren dat dit een totaal andere visserij is dan het vissen met het aas en lokaas dat we gewoon zijn… zeker als het een typische karpervisserij betreft. Stel we droppen een flinke hoeveelheid pellets op de stek. Doen we dit bijvoorbeeld al cuppend, dan concentreren we al dat lekkers binnen een beperkte ruimte. De azende vissen willen allemaal hun deel van de koek en hun voedselnijd zorgt voor een bijzonder onrustige voerplek. Vis die overal gehaakt wordt, behalve in de bek, vormt in dat geval zeker geen uitzondering. De ongecontroleerde dril van zo’n gedregd exemplaar met een vis die op de voerplek plots van de haak schiet, is niet bevorderlijk voor de vangsten. De katapult, een dosis gezond verstand en discipline zijn met andere woorden de ultieme stukjes gereedschap om de stek perfect aan te voeren. Constant om de halve minuut twee tot vier pellets op de stek schieten, geeft de vis een duidelijk signaal dat op dat moment al het lekkers van boven komt. Daar mag in geen geval van afgeweken worden.

Regenwormen

regenwormen

Deze aardworm staat bij de hengelaars ook bekend staat als “kruiper” of “blauwkop”. De gewone regenworm is een gemakkelijke prooi om snel even te steken, vooral na een regenbuitje en in grond met een hoog kleigehalte. Een grasveldje bij u in de buurt is vaak al succesvol. Een viertandvork en enig uithoudingsvermogen leveren al gauw een mooie bak met wormen op.

De regenworm heeft meestal een afmeting die we als wedstrijdvisser te groot vinden. Ook heeft de regenworm het nadeel om al gauw “tam” en uitgeblust aan de haak te hangen. Niet een erg geschikt haak-aas dus. Echter, in stukjes is de regenworm zeer geschikt om door het grondvoer te mengen.

 

 

 

Mestpieren (en kweken)

mestpieren

 

 

 

De gemiddelde wedstrijdvisser zal bijna elk weekend wel een wedstrijd in de agenda hebben staan. Zo gebruikt men in een seizoen dus flink wat wormen. Bij  het vissen op witvis zal men met regelmaat mestpieren nodig hebben, óf om te verwerken in het lokaas (verknipt) of om als haakaas te gebruiken. Zeker indien de wedstrijden in een groot water plaatsvinden. Om de kosten dan wat te beperken kan men er ook voor kiezen om de wormen zelf te kweken.

Werkwijze:

  • Natuurlijk hebben we een geschikte bak nodig. Erg handig hiervoor is een kattenbak vanwege de open schuine deksel die hierop zit. De wormen kruipen zo niet uit de bak en deze kost niet veel. Andere geschikte bakken zijn houten kistjes of een andere gesloten container. Voorwaarde is dat er geen licht in de bak mag komen. een bak moet ongeveer (l x b x h) 100 x 72 x 40 cm zijn. Waterdicht en behandeld tegen vocht en schimmels.
  • Onder in deze bak legt men een laagje vochtige turf vermengd met wat regenwormen kwekentuingrond en ongeveer 1/3 deel organisch materiaal (verrot of dode vegetatie). Gebruik goede aarde, liefst geen zandige- of kleigrond. Vul de bak met ongeveer 25 cm van deze samengestelde “aarde”. Maak de aarde iets vochtig, maar niet te nat.
  • Bovenop deze laag, kunnen we nu een deel fruitafval en koffiedrap kwijt. Koffiedrap is een ware lekkernij voor de mestpieren. Ander voedsel toevoegen, eens per maand: b.v. ½ kilo proteïne rijk voedsel zoals gemalen varkens of kippenvoer gemengd met (goedkope) fijngemalen groenten en dit in de bovenste 8 cm aarde. Hier kan men eventueel ook nog maïsmeel aan toevoegen. Wormen voeden zich hoofdzakelijk met cellulose, papier dus. gebruik een krant zonder kleureninkt, en maak daar snippers van die men weekt in water.
  • Rode mestpiertjes krijgt men door gesneden rode bieten door hun voedsel te mengen. Zoete mestpiertjes krijgt men door toevoeging van afval van fruit: appels en/of druiven.
  • Na een week zet men in de voorbereidde bak een vijftiental grote pieren uit en na ongeveer drie á vier weken zullen er al enkele honderden (kleine witte) nakomelingen zijn. Wormen bezitten mannelijke en vrouwelijke voortplantingsorganen maar moeten toch paren om zich te kunnen voortplanten. Eieren worden gevormd in een slijmerige buis die wegglijdt over de kop van de worm en dan vormt zich een cocon of capsule die de eieren uitbroedt. Een maandelijks terugkerend fenomeen. In de eieren ontwikkelen zich de 5 tot 15 wormen en deze kruipen eruit wanneer de tijd daarvoor gekomen is. Cocons variëren in grootte en vorm en zijn ongeveer 5 tot 10 mm groot.
  • De kweekbak moet in een frisse. maar beschermde plaats staan. De beste plaats voor de bak is daar waar het tussen de 18°C en 25°C is (bv de kelder). De vochtigheid in de bak houdt men op peil met bijvoorbeeld een plantensproeier. Onderhoud de kweek bij de juiste temperatuur en gedurende de koude dagen de kweekbak af te dekken met een jute zak of kartonnen doos. Een thermometer biedt dan een uitkomst. De jonge wormen zullen dan na ongeveer vijf tot zes weken uitkomen.
  • Wormen moeten regelmatig gevoed worden. Per maand geeft men een kwart kilo per 30 cm³ kweekruimte. Niet te veel en niet te vaak voeren, eens per week is voldoende want het voedsel dat niet opgegeten wordt zal de grond ras verontreinigen. Pas op, wanneer er pieren bovenop de grond komen liggen of eruit willen kruipen, is er iets goed fout gegaan en moet men eigenlijk weer van voor af aan beginnen.
  • Vieze geurtjes van het rottende afval kan men voorkomen door de bovenzijde af te dekken met een laag gedroogde bladeren.
  • Pas op dat de bak niet verzadigd raakt met pieren, want anders zal er massale sterfte optreden. Sommige (snelgroeiende) wormen zijn na drie tot vier maanden volwassen. Op hun beurt starten ze dan hun broedcyclus.
  • De wormen kunnen verzameld worden door de bak lmestpieren kweken 1eeg te maken en de wormen op grootte te sorteren. Dit kan men doen door de wormen over te plaatsen naar een grote emmer en deze een halfuurtje te laten staan. De bovenste laag grond in de emmer doet men daarna terug in de kweekbak. De meeste wormen zullen achter gebleven zijn op de bodem van de emmer.
  • Voordat men met de wormen gaat vissen kan men ze eerst nog een paar dagen in sfagnum mos plaatsen. Het reinigingsproces komt dan op gang. Uiteindelijk heeft men dan mooie-, bijna doorschijnende-, levendige wormen.
  • De wormen kan men het best bewaren bij een temperatuur van 8 -10 °C.
  • Maak ieder seizoen een nieuwe kweekbak. De “oude grond” is erg goed opnieuw te gebruiken als bijvoorbeeld potgrond voor kamerplanten.

Succes!