Hennep

 

hennep

Er wordt dikwijls heel divers geschreven over het vissen met hennep (kempzaad). Hennepvissen zou een moeilijke wijze van vissen zijn; hennep garen in een thermosfles in kokend water; hennep op de haak zònder kiem: allemaal onzin! Ook zou hennep een specifiek zomeraas zijn, maar er wordt de hele winter met kempzaad gevist en er worden dan flinke blankvoorns gevangen met dit bijzondere aas.

In de lente wordt vooral in visvijvers druk met hennep gevist door de zogenaamde “specialisten”. Voor de hengelaars die ook deze aassoort willen uitproberen hebben we een aantal henneptips:

Gewenning: Omdat hennep niet door alle vissoorten als een natuurlijk voorkomend aas wordt herkend, moeten de vissen er een poosje aan wennen, ze moeten het “leren” te eten. Dat bevordert men door dagelijks, bij voorkeur in de vroege morgen, een handvol gekookte, maar ook geweekte, rauwe hennep op een stek uit te strooien gedurende ongeveer een week. Na deze gewenningsperiode zal men op die stek beginnen met het (succesvol) hennepvissen.

Voorweken: Men kiest in eerste instantie voor jonge, grote hennepnootjes. Die laat men 24 tot 36 uur voorweken in bij voorkeur “hard” water, geen leidingwater (af te raden omdat dit teveel chloor bevat). Grondwater kan, maar water uit een vijver of natuurlijk bronwater is goed. Kiest men toch voor leidingwater, laat dat dan eerst een paar dagen rusten voor gebruik. Een glas vol hennep kan al volstaan voor meerdere hengelpartijen.

Koken? Net niet!: Men brengt de voorgeweekte hennepnootjes in ruim water tot tegen het kookpunt (95-98º). Dit zo houden tot de witte kiemen zichtbaar worden en flink “uitkomen”. Dan snel het kookwater afgieten (tip: bewaren om er lokvoer mee aan te maken!) en de nootjes te harden door ze veelvuldig te spoelen met koud water. De gekookte hennep koel bewaren in water of, zonder water in een verluchte doos.

Toevoegsels: Afgeraden wordt om smaakmakers of geurende producten aan hennep toe te voegen. Juist de weeïge geur en specifieke smaak van de hennep is het dat de vissen zo aantrekt. Hennep blijft dus gewoon hennep.

Hennep op de haak zetten:  Men kiest een nootje met een flinke kiem en waarvan de schelpen een weinig open staan. Neem het nootje tussen duim en wijsvinger met de kiem naar onder en de punt van de kiem naar rechts wijzend. Breng het haakje (nummer 20) zo diep mogelijk in, daar waar de schelpen uit elkaar gaan, vlak tegenover de kiembasis. Draai daarna het zaadje naar boven zodat de haakpunt in de kiembasis of vlak daarbij komt te zitten, en zeker daar waar hij vrij kan ontsnappen zonder in de harde schelpen terecht te komen. Men kan ook een nootje van de zwarte schelpen ontdoen als het al op de haak zit. Dat moet wel voorzichtig gebeuren. Zo’n wit nootje is beter zichtbaar en vangt “vlugger”, maar dikwijls komt er vooral klein grut op af.

Panache: De ervaren hennepvissers zal het zelfs klaren om twee nootjes op een haak nummer 18 te prikken waarvan het laatste nootje gepeld wordt. Op die manier verkrijgt men een panache van zwart en wit. Zeer aantrekkelijk en goed zichtbaar voor de blankvoorn.

Hennep bewaren: Gekookte hennep kan men lange tijd bewaren in de koelkast. Als men regelmatig wil beschikken over een portie hennep, dan kan men kleine hoeveelheden invriezen. In de hengelsportzaken wordt ook gekookte hennep in een bewaarvloeistof verkocht. Toch moet worden gezegd dat vers gekookte hennep nog het best is.

Materiaal: Kies voor een vaste strakke hengel, zonder topelastiek. Lang genoeg om op de gewenste diepte te kunnen vissen. De slanke dobber dient scherp uitgelood te zijn en bij de minste aanbeet onderduiken. Hennepvissen bij winderig weer en woelig water is daarom zo goed als uitgesloten. Verder een lichte lijn met een haakje 18/20 met wijde bocht. Een korte lijnopslag vist het scherpst en is noodzakelijk om snel te reageren. Het ronde loodhagel is uit den boze, het levert vaak valse aanbeten op. De vissen zien het lood voor een hennepzaadje aan! Beperk je dus tot styllood of een torpillelood.

Vistechniek: Vis actief. Bij hennepvissen start men steeds met het aas vlak bij of juist boven de bodem. Na een tijd vissen en vangen kan het voorkomen dat de vissen het neerdwarrelend zaad tegemoet zwemmen. Ga dan met het aas verder van de bodem af vissen. Een lichte drift is het beste. Hierbij lok je vaak de beet uit door even af te remmen of door de dobber even op te tillen of tegen de drijfrichting terug te slepen en langzaam terug te laten zakken. Bekijk regelmatig het aas om er zeker van te zijn dat de witte kiem nog aanwezig is. Een hennepzaadje zonder kiem wordt zelden gepakt. Bij de minste aanbeet moet aangeslagen worden.