Auteursarchief: HVV Smilde

Lokvoer Feedervissen

Het lokvoer is één van de belangrijkste dingen als je gaat feedervissen in een wedstrijd of als recreatievisser. Men begint dan met een basislokvoer. Dat kan je zelf maken of kan het ook in de winkel kopen.

Het basislokvoer
2 kopjes maïsmeel/babycorn
1 kopje koekmeel
4 kopjes broodmeel
2 kopjes Gemalen beschuit
1 kopje kokosmeel
1 kopje PV collant

Erg gemakkelijk omdat je kan variëren tot de hoeveelheid voer die je denkt nodig te hebben. Dus kun je er ook een emmer of andere dingen voor gebruiken.

Maar eenvoudiger is de volgende manier:
Koop een basislokvoer in de hengelsportwinkel en doe er dan zelf nog andere dingen bij.

basisvoer

Basis: 1kilo basislokvoer

Aanvullen met:

100 gram Orange bream
een half blikje zoete mais
1 handje vol casters (maden poppen)
1 handje vol pinkies (kleine voor maden)
1,5 handjes vol maden

De aantrekkingskracht:

Men moet natuurlijk zelf uitproberen wat het beste werkt voor jezelf.
En natuurlijk op welk water wat werkt en waar de vis op af komt.
Ook uitproberen door het voer te mengen en andere ingrediënten toevoegen of eruit halen. Ook geurtjes zijn belangrijk.
Er zijn veel soorten geurtjes te verkrijgen in de hengelsportwinkels.
Tip: Géén geurtjes door elkaar gebruiken!

Men kan de volgende dingen gebruiken om er een geurtje in te doen:
Geurtjes uit een flesje of spray
Soft baits pellets klein maken en erdoor doen.
Kleine zakjes speciaal lokvoer erdoorheen doen zoals Orange bream.

Als men een en ander uitgeprobeerd heeft en het werkt nog niet, schroom dan niet om een collega-sportvisser aan te spreken die wèl succes heeft bij het feedervissen en wat voor lokvoer en welke ingrediënten of geurstoffen hij toepast.

Vissen met de vlieghengel

vliegvissen foto

(bron: cybervissen.nl)

Inleiding

Het vliegvissen is een tak van hengelsport waarbij we een imitatie van een insect of een insecten larf aan de vis aanbieden met een speciale hengel en een speciale lijn. Ook is het mogelijk om op deze manier imitaties van visjes te presenteren om zo bijvoorbeeld snoek te vangen. Uitgangspunt is dat het aas nagenoeg gewichtloos is, en de lijn als werpgewicht fungeert.

De vliegvisserij is niet nieuw. In 1496 verscheen in Engeland het allereerste boek dat het vliegvissen beschreef. Dat boek heette “the Treatyse of fishing with an angle” (verhandeling over het vissen met een vishaak/hengel) en is volgens de overlevering geschreven door een vrouw, namelijk Dame Julyana Bernes, en zij was ook nog eens een non! Uit nog oudere inscripties uit Macedonië is door geleerden een beschrijving van een kunstvlieg gevonden, waarbij rode wol en een nekveer van een haan werden gebruikt, en die materialen gebruiken we eigenlijk nog steeds…. In feite is het vliegvissen gebaseerd op het feit dat de levenscyclus van heel veel insecten in en om het water plaatsvindt. Heel veel insecten (muggen, kokerjuffers, libellen, meivliegen) leggen hun eitjes in het water. Die eitjes komen onder water uit en worden dan larven. Deze larven kunnen soms een aantal maal van gedaante veranderen, maar leven onder water. Na een bepaalde tijd zal zo’n larf opstijgen en in het water oppervlak weer van gedaante veranderen en dan een vliegend insect worden! Bijna alle stadia van deze insecten kunnen we met onze vliegen nabootsen. Een bekende larf die vliegvissers kunnen imiteren, bijvoorbeeld, is die van de mug, de rode muggenlarf. ( Vers de Vase )

De vliegen

We onderscheiden verschillende groepen van kunstvliegen die elk weer bestaan uit wellicht duizenden verschillende vliegen. Die vliegen hebben bijna allemaal een naam. Die naam is soms een nummer, maar ook allerlei exotische namen worden aan deze vliegen gegeven. Vaak komt in de naam ook het in de vlieg toegepaste materiaal terug. Het recept voor een vlieg wordt ook wel patroon genoemd. Voor het maken van de vliegen worden legio materialen gebruikt. Zowel natuurlijke materialen als kunststoffen worden toegepast bij het bouwen van kunstvliegen. Natuurlijke materialen zijn veren, haar, en soms huid van een veelheid aan diersoorten. Bekende veren zijn die van hanen, patrijs en fazant. Haar van eekhoorn, hert, en vos. Huid van paling. Kunststoffen zijn: folie, foam, metaaldraadjes, en kunstharen.

Droge vliegen: Dit zijn vliegen die op het water drijven. Ze imiteren insecten die op het wateroppervlak zitten om eitjes te leggen, of insecten die uitkomen, en in het wateroppervlak van gedaante wisselen (van larf naar vliegend insect), maar ook insecten die per ongeluk in het water terechtkomen, zoals mieren, sprinkhanen, etc. Deze vliegen blijven drijven door hun constructie en of de toegepaste materialen, en eventueel geholpen door een smeerseltje.

droge vlieg één van de vele droge vliegen

Natte vliegen: Dit zijn dus, inderdaad, vliegen die onder water gaan. Deze vliegen imiteren onderwater insecten, insecten die even onder water zwemmen om hun eitjes te leggen, visbroed.

natte vliegen één van de vele natte vliegen

Nimfen: Deze groep vliegen imiteren de larven van insecten in diverse stadia De larven leven dus onder water en veelal vlak bij de bodem. Meestal word daarom bij de constructie van de vlieg gewicht ingebouwd met behulp van fijn lood of koperdraad, maar ook bijvoorbeeld door een massief messing kraaltje op de haak te monteren. Zodoende zinkt de nimf goed af en kunnen we er diep mee vissen.

nimf vlieg één van de vele nimfen

Streamers: Dit zijn vliegen die meestal een visje imiteren, maar soms ook een kikker of een muis! Ze zijn vaak fors van afmeting. Een bekende vliegvisser betitelde zijn snoekstreamers als: “getakelde cavia’s”. Voor het vissen met deze vliegen is vaak ook een zwaardere hengel nodig.

streamer één van de vele streamers

Zalmvliegen: Dit is een beetje een apart verhaal. Bij het vissen op zalm op rivieren met behulp van een vliegenhengel vis je op vissen die vanuit zee de rivieren optrekken om te paaien, maar die eigenlijk niet echt meer eten. Het is daarom nog steeds een beetje raadselachtig waarom de zalm de vlieg pakt. Een aantal zalmvliegen zijn imitaties van garnalen, want dat is het hoofdvoedsel van de zalm in zee. Men neemt aan dat de zalm uit reflex hapt zodra hij denkt een garnaal te zien. De meeste zalm vliegen zijn vaak lekker gekleurd, en wellicht leiden opvallende kleuren ook tot een bijtreflex. Verder is bekend dat de natuur erg efficiënt is en als de zalmen kuiten, zal het kuit dat wegspoelt en dus niet tot wasdom zal komen opgevreten worden door de zalmen. Ook andere vissen doen dit, o.a. forellen. Vandaar dat er ook “vliegen” bestaan die een zalmeitje imiteren. Er bestaat zelfs een “vlieg” met de welluidende naam: the eggsucking leech. Ofwel in het Nederlands: de ei uitzuigende bloedzuiger. En dus is er een imitatie van een bloedzuiger die een zalmeitje leegzuigt! Er zijn nog een aantal vliegen die niet direct in een van de groepen zijn in te delen. Bijvoorbeeld de ook in de polder en de Waal voorkomende vlokkreeftjes. Meestal rekenen we deze imitaties tot de nimfen. Een andere vlieg is de emerger, daar bedoelen we het insect dat in het wateroppervlak hangt mee, en op het punt staat om te veranderen in een vliegend insect. Dat is dus eigenlijk een natte en een droge vlieg tegelijk. Gesopt zou je kunnen zeggen.

zalmvliegen één van de vele zalmvliegen

Vliegen binden: Sommige hebben het als hobby binnen een hobby, anderen zien het als een noodzakelijke aanvulling op hun hobby en weer anderen zien het als een manier van leven. Hoe je er echter ook tegenover staat, een vis vangen aan een zelf gebonden vlieg is echt super! De meeste vliegvissers in Nederland binden dan ook hun eigen vliegen.

Materialen

Hengels: Hengels worden nog steeds geklasseerd met het zogenaamde aftma principe. Hoe hoger het aftma nr., hoe zwaarder de hengel/ lijn combinatie. Voor de polder en lichte forel visserij is een 4 hengel uitstekend geschikt. Je kunt met een aftma 4 hengel van 9 voet (270 cm) lengte in zeer veel omstandigheden vissen. Het is natuurlijk logisch dat je met een hengel niet alle visserijen kunt afdekken. Het is net als met hamers, met een hamertje van 200 gram ga je geen spijkers van 20 cm in een balk slaan. Het kan wel, maar het is niet echt handig, nog afgezien de tijd dat zoiets kost…. Dus met een 4 hengel kun je niet echt optimaal snoeken met streamers. Dan heb je meer aan een 8, of 9 hengel. Maar je kunt wel in alle polder wateren , stromende beken, grote rivieren, enz. op forel, blankvoorn, ruisvoorn, brasem, baars, winde vissen! Met droge vliegen, natte vliegen, nimfen, en eventueel heel kleine streamertjes.

vliegreel  vliegenhengel met reel

Lijnen: Net zoals bij de hengels, worden lijnen geklasseerd met het zogenaamde aftma-systeem. Hoe hoger het nummer, hoe zwaarder de lijn. Verder onderscheiden we bij de lijnen diverse verschijningsvormen. Allereerst de opbouw van de lijn. Er zijn 2 hoofd vormen, namelijk de doubletaper [DT], en de weightforward [WF] lijn. De double taper is een lijn met zowel aan de voor, als aan de achterkant van de lijn een identieke opbouw. De lijn begint met een dunne punt (waaraan de onderlijn komt). Daarna volgt de taper , dit is het stuk lijn dat van dun naar dik loopt. Dan volgt het dikke gedeelte, de belly. En na ongeveer 20 meter zal weer een verdunning optreden naar een punt. Je kunt zo’n lijn dus omdraaien. De WF lijn heeft het zelfde begin, echter na ongeveer 9 meter word de lijn aanzienlijk dunner. Dit heeft als voordeel dat je bij worpen die de 9 meter overschrijden de lijn gemakkelijker kunt schieten. De dunnere lijn geeft namelijk minder wrijving weerstand in de ogen. Bij het bepalen van het werpgewicht van een hengel/lijn wordt uitgegaan van ongeveer negen meter vliegenlijn. Het idee hierachter is dat met 9 meter vliegen lijn, een leader van 2,5 meter en een hengel van 2,5 meter, je een afstand van ongeveer 14 meter kunt overbruggen. En dat is dan weer een beetje de gemiddelde visafstand bij het vliegvissen. Een andere indeling van de lijnen is; drijvend, zinkend in diverse zinksnelheden, en intermediate. De laatst genoemde lijn is een soort tussenvorm, die ingevet soms drijft en anders zo langzaam zinkt dat hij min of meer zweeft. De drijvende lijn is in het algemeen de meest toegepaste lijn.

Reel: De reel is voor wat betreft de lichtere hengels eigenlijk niet meer dan een opslagplaats voor de vliegenlijn. Vissen we echter op grotere en sterkere vissen willen we toch wel een soort slipmechanisme op de reel, en zijn de eisen aan de reel wat hoger. Bovendien is het zaak om voor wat betreft de lijn capaciteit van de reel rekening te houden met nog een flink aantal meters volglijn, ofwel de backing. Een gemiddelde vliegenlijn is 25 tot 30 meter lang als je dus na een lange worp direct een aanbeet krijgt van een grote vis heb je die volglijn al snel nodig!

vliegenreel

Leader: Hoewel de vliegen lijn in een punt uitloopt, is deze punt veel te dik om er je vlieg aan te knopen. Daarom moet er nog iets tussen. Een onderlijn die we de leader noemen. Er zijn diverse soorten maar het meest worden leaders toegepast van nylon. Ook de leader loopt, net als de punt van de vliegenlijn, van dik naar dun. Het dikste gedeelte word met een speciale knoop of een lusverbinding aan de vliegen lijn bevestigd. Aan de punt kun je direct je vlieg knopen, maar meestal knoop je er eerst nog een stuk nylon aan in de gewenste visdikte. Dit noemen we de tip. Hierdoor zal de punt van je leader langer mee gaan en word hij na iedere vliegwissel niet korter.

leaders vliegvissen

Overig: Hoewel er een gigantisch scala aan hulpstukken en gadgets bestaat voor de vliegvisser zijn er maar een paar echt belangrijk. Een schaartje om nylon te knippen (of soms om een vlieg wat te modelleren) is best nodig. Ook een onthaaktangetje is onmisbaar. Er bestaan echter ook schaartjes die beide eigenschappen in zich verenigen, ze zijn bijzonder praktisch. Bovendien kun je met de meeste van deze schaartjes makkelijk de weerhaak plat knijpen. Een vliegen doos in een of andere vorm is natuurlijk ook onmisbaar, want vliegen los in je tas, of jaszak is natuurlijk niet handig…. Een blikken sigarendoosje met wat foam er in geplakt werkt eigenlijk net zo goed als een superdure, handgemaakte, aluminium doos, maar niet verder vertellen natuurlijk! Verder zijn een aantal klosjes nylon, of ander materiaal in diverse diktes wel handig om af en toe je tip te vervangen of aan te passen. Lijnvet om je vliegenlijn, en of leader wat beter te laten drijven, wat vet om je droge vlieg beter te laten drijven. Een klein tasje, of een echt vliegvisvest om je spulletjes in te vervoeren. Je kunt het zo bont maken als je zelf wilt.

Oh ja, nog één item dat niet mag ontbreken in je uitrusting. De vergunning(en), en de Vispas! Echt belangrijk. Niet om te voorkomen dat je een bekeuring krijgt. Maar om te zorgen dat we kunnen blijven vissen. In gezond water met een gezonde visstand!

Vistechnieken

Vissen met de droge vlieg: Het vissen met de droge vlieg gebeurt op het water. Je ziet je vlieg dus drijven. Je ziet dus ook dat de vlieg gepakt wordt, wat het geheel best spectaculair maakt. Uiteraard gebruik je hiervoor een drijvende vliegen lijn. Vissend in een polder, maar ook in een stadsgracht, een wetering in het park , de Drentse Aa, is het vaak zaak om de vis te trachten te lokaliseren. Hoofd doel op dit soort wateren zal met de droge vlieg vooral de ruisvoorn zijn. Als de omstandig heden goed zijn laten de ruisvoorns zich vaak best wel zien aan de oppervlakte. Vind je een schooltje ruisvoorns probeer ze dan voorzichtig zo dicht mogelijk te benaderen en probeer vervolgens de vlieg zo luchtig mogelijk op het water te plaatsen. De kleinere vissen storten zich soms met veel bravoure op je vlieg en dat is best wel leuk. Zitten er echter ook grotere voorns, die snippen meestal je vlieg zo heel bedeesd van de oppervlakte naar binnen, zomaar net een klein kringetje achterlatend waar net je vliegje nog dreef! Afijn, een enerverende visserij dus. Maar als je de vis de vlieg ziet pakken niet gelijk slaan, nou ja slaan…. Het is meer bedeesd de hengel heffen maar wel even een tel wachten. Meestal laat je de vlieg gewoon stil liggen, maar soms helpt het om de vlieg een klein beetje te bewegen. Normaal gesproken zal een vlieg op het water, of daar per ongeluk terecht zijn gekomen, of daar zijn om eitjes te leggen, maar in beide gevallen zal de vlieg redelijk stil zitten. Een uitzondering daarop echter vormt de kokerjuffer of de sedge. Dit insect kan dus hele afstanden over het wateroppervlak afleggen! Dus een imitatie van deze vlieg zou je over het wateroppervlak kunnen binnen vissen. Je ziet deze vliegen soms van die v-sporen op het water maken.

Vissen met de nimf: Geleerden hebben onderzoek gedaan, maar ook een gewone visser zou dat zomaar kunnen opmerken, en geconstateerd dat de meeste vissen hun voedsel voor het grootste gedeelte ONDER water vinden. Ruisvoorns, forellen, vlagzalmen, blankvoorns, windes, karpers, nemen regelmatig voedsel van het wateroppervlak. Maar toch bestaat het hoofdaandeel van het voedsel dat ze tot zich nemen uit onderwater voedsel. Wellicht plantaardig soms, maar vaak ook dierlijk, in de vorm van larven. Ofwel insectenlarven dus. En dat kunnen de vliegvissers weer imiteren! Dit noemen we nimfen. Ze komen voor van de bodem tot aan het wateroppervlak. Vissend met de nimf zul je dus uit moeten zoeken op welke diepte je de nimf moet aanbieden om hem vangend te maken. Vaak is het bindpatroon van de nimf minder belangrijk dan de diepte waarop je hem aanbied aan de vis! Vaker speelt de kleur een rol. Voor het Waaltje zijn bijvoorbeeld in de zomer de kleuren bruin en zwart goed , maar in de winter kan grijs bijzonder succesvol blijken. Omdat je de nimf onder het wateroppervlak vist , kun je dus niet zien dat de vis je vlieg pakt zoals bij de droge vlieg. Een beetverklikker in een of andere vorm kan dan zeer nuttig zijn. Als het bijvoorbeeld zeer koud is, en de vis zeer voorzichtig aast, en als het weer erg rustig is, is het voldoende om een gedeelte van de leader goed in te vetten. Het punt waar je leader onder water duikt is dan je beetverklikker. Een trilling, het plotseling wegduiken van dat punt van de leader, reden om trachten de haak te zetten! Onder andere omstandigheden, bijvoorbeeld meer wind, kan het nuttig zijn om een beetverklikker te gebruiken. Er zijn diverse soorten, maar meest gebruikt zijn de volgende:

1. Een kant en klare verklikker, een soort dobbertje, dat je met een stokje of iets dergelijks op je leader bevestigd.

2. Soort pluis van een drijvende wol.

3. Een kneed bare drijvende substantie. (Werkt best goed, al was het alleen maar omdat je het formaat van de verklikker makkelijk kunt aanpassen aan de omstandigheden.) Buiten deze veel gebruikte soorten, is een stukje fel oranje vliegenlijn van 1 cm dat op je leader is geschoven vaak voldoende als beetindicator. Ook voor deze visserij worden meestal drijvende lijnen gebruikt. Met behulp van de leader word dan de diepte bepaald waarop je nimf word aangeboden. Een vuistregel is: gewenste visdiepte is de helft van de leader lengte. Wil je je nimf dus op een meter diepte presenteren heb je dus een leader nodig die voor minimaal 2 meter zinkt!

Tenslotte

Het vliegvissen is, en blijft een fascinerende hobby. Geen enkele visdag is dezelfde en we weten nooit echt op voorhand wat ons die visdag te wachten staat. We starten altijd met een bepaalde verwachting, maar of die zal ingevuld worden, hangt van heel wat factoren af. Zo kunnen wij als vliegvisser nooit het weer bepalen en nog minder het aasgedrag van de vissen. Wat we wel kunnen, is zorgen dat het materiaal tiptop is. Gewoon niets aan het toeval overlaten en iedere visdag op de best mogelijke manier voorbereiden. Een groot deel van het succes aan de waterkant is te zoeken in de tijd die men investeert om een visdag tot in de puntjes te plannen en ervoor zorgen dat men alles bij de hand heeft.

Knopen leggen t.b.v. de vistuigen

(bron: cybervissen.nl)

Eén zaak staat bij vissen als een paal boven water, je kan niet vissen zonder knopen.

Knopen zijn een belangrijk onderdeel van de sportvisserij (en van de beroepsvisserij). Ze zijn de enigste verbinding tussen de verschillende attributen en de vislijn, en men kan ze niet kant en klaar kopen in de winkel. Daarom is het belangrijk dat men de verschillende knopen, diegene die men meestal gebruikt, onder alle omstandigheden kunt leggen langs de waterkant.

Eén van de zaken waar men op moet letten is of de vislijn waarin men de knoop wilt leggen eventueel niet beschadigd is. U zult de eerste sportvisser niet zijn die daardoor een mooie kapitale vis verspeeld.

Ook is het niet verstandig om de knoop met een ruk dicht te trekken. Door de hitte die dan vrijkomt wordt de lijn of knoop beschadigd, dus de knoop nat maken en langzaam dicht trekken. De lijn glijdt dan gemakkelijker, waardoor de knoop beter komt te zitten.

Een ander punt is, dat men de juiste knoop in combinatie met juiste de materialen moet gebruiken. Verbazingwekkend vaak worden grote vissen verspeeld door onheuglijke knopen. Krampachtig wordt het stukje gekringelde lijn voor je vismaat verborgen gehouden en je vervloekt jezelf dat je de knoop niet wat meer aandacht hebt gegeven. Om dit te voorkomen is het aan te raden om iedere knoop die je legt even te testen. Vooral bij het gebruik van Dyneema dat wel eens de neiging heeft nog een beetje te verschuiven is dit geen overdreven gedoe. De haak, plug of lus hang je even in een dikke ring of aan een sleutelbos om de lijn vervolgens flink op spanning te brengen. Nu weet je zeker of de knoop goed is gelegd of niet, dit bespaar tenenkrommende taferelen met dat bekende stukje gekringelde vislijn !

Acht knoop

Een achtknoop is in de eerste plaats een stoppersknoop: een knoop die je gebruikt om touw niet volledig door een oog te laten schieten, zodat je het niet elke keer opnieuw moet inrijgen. Deze knoop is veel beter geschikt als stoppersknoop dan een halve knoop. Zorg wel dat het uiteinde lang genoeg is.

 

  • Lus maken. Uiteinde bovenop leggen
  • Achterlangs nemen.
  • Van boven in de lus steken.

achtknoop Achtknoop

Bled Knoop 1

Veel (beginnende) sportvisserskopen het liefst een haakje met oog. Omdat ze niet weten hoe ze een haak met bled aan een lijn moeten knopen, terwijl het zo simpel is! Vooral bij kleine (witvis)haken bent u in het voordeel als je vist met een haakje met bled, omdat een oogje doorgaans iets groter (en dus minder subtiel) is dan een haakje met bled.

De bledknoop 1 wordt gebruikt om haken aan de lijn te knopen. Minstens zes windingen leggen, beter is het om meer als tien windingen te leggen zodat je een soort schacht krijgt wat tot resultaat heeft dat de haak beter in het verlengde van de lijn hangt.

bledknopen  Bled Knoop 1

Bled Knoop 2

Deze bledknoop 2 is beter dan de vorige, want het lijn uiteinde wordt door alle windingen vastgehouden terwijl bij de andere knoop maar door de laatste winding. Deze bledknoop is wel moeilijker te leggen.

bledknoop 2

Bloed knoop

De bloedknoop wordt gebruikt om twee stukken lange lijn met elkaar te verbinden, b.v. 100 meter ieder, kan ook worden gebruikt om een kort stukje lijn aan een lange lijn te knopen, b.v. een onderlijntje aan een hoofdlijn.

bloedknoop

Haak knoop

Met de haak knoop worden haken met een op- of neerwaarts gericht oog aan de lijn bevestigd, met deze knoop bereikt men dan ook dat de haak mooi in het verlengde van de lijn komt.
haakknoop

Kunstaas knoop

Eigenlijk een beetje ongelukkig gekozen naam voor wat misschien wel de meest gebruikte knoop voor bijvoorbeeld wartels, haken met een oogje, kunst vliegen en andere attributen met een oogje aan de lijn te bevestigen. Hij is minder geschikt om direct aan uw plug of spinner te knopen, omdat u daarvoor eerst een stalen onderlijntje (reeds voorzien van speld) dient te monteren.

  • Steek de lijn ca. 15 cm door het oogje van de haak, wartel of het kunstaas. Sla de lijn terug zodat deze naast de hoofdlijn loopt. Sla de lijn terug in een cirkel naar de haak of het kunstaas.
  • Maak 6 windingen met het uiteinde van de lijn om de dubbele lijn en door de cirkel. Houd het oogje en de lijn stevig vast en trek aan het uiteinde van de lijn.
  • Trek nu aan de hoofdlijn, zodat de knoop naar het oogje glijdt.
  • Trek de knoop vast tegen het oogje. Knip de overtollige lijn af. Een voordeel is dat deze knoop niet glijdt.

Bedenk u dat Dyneema praktisch geen rek bezit en zichzelf dus niet lekker aantrekt. Een paarextra slagen maken, biedt meestal uitkomst. Bij de kunstaasknoop is het verstandig om het Dyneema eerst tweemaal door het oog van de wartel of haakte halen.
kunstaasknoop

Lus knoop

Een van de meest gebruikte knopen bij het sportvissen is de lusknoop. Het is dan ook een bijzonder handige knoop. Aan een lus kun je namelijk bijna alles verbinden. Vooral de wartel en het werplood zijn vaak door middel van een lus aan de hoofdlijn of de onderlijn verbonden. Deze knoop is de simpelheid zelve!! Het maken van een goede lusknoop is erg eenvoudig. Kijk maar goed naar het plaatje, dan wordt alles duidelijk.

  • Leg het uiteinde van de lijn dubbel en maak met deze dubbele lijn een enkelvoudige knoop.
  • Houd de knoop open en haal de dubbele lijn hier nogmaals doorheen.
  • Houd de hoofdlijn en het uiteinde van de lijn vast en trek aan de lus zodat de knoop vast getrokken wordt. De grootte van de lus kan bepaald worden door de losse knoop naar het gewenste punt te trekken en deze vast te houden wanneer de knoop vast getrokken wordt. Knip het uiteinde af.
  • Een lusknoop die op deze manier wordt gemaakt, verzwakt de lijn niet veel. Als je de breeksterkte van de lijn vrijwel geheel wilt behouden, kun je de lijndubbel nemen. Je krijgt dan twee lussen. Zorg er voor dat deze van gelijke grootte zijn en mooi naast elkaar zitten.

lusknoop

Naald knoop

Om de leader aan de vliegenlijn te knopen of een gladde volglijn aan een schietkoplijn te bevestigen is de naaldknoop een hele zekere. Hier volgt de beschrijving:

  • Steek een stopnaald, met het einde van de leader door het oog gestoken, anderhalve centimeter door de kern van de vliegenlijn.
  • Haal de naald en daarmee het einde van de leader door de vliegenlijn heen.
  • Haal de naald van de leader en leg deze langs het einde van de vliegenlijn.
  • Wikkel met het einde van de leader vijf slagen om de naald en de vliegenlijn en steek het einde weer door het oog van de naald.
  • Trek de naald door de lussen en trek de knoop aan. Knip het restant van het leadereinde weg.

naaldknoop

Onderlijn montage

Deze lusverbinding wordt vooral veel gebruikt door feedervissers die een onderlijntje willen bevestigen zonder gebruik te maken van een (speld)wartel.

De lus in lusverbinding wordt meestal gebruikt om snel een onderlijn met de hoofdlijnte verbinden. Gebruik hem wel volgens tekening en niet andersom, want dan is hij niet zo betrouwbaar. Kleine lusjes maak je het gemakkelijkst met een haarspeld. Zo krijg je “piep” kleine lussen die allemaal dezelfde grootte hebben.

onderlijn montage

Spoel knoop

Een lijn bevestigen met een reel of molenspoel doe je met de spoelknoop. Zo zet u een vislijn vast op de spoel van een werpmolen of reel. Vist u met Dyneema? Realiseer u dan dat, door het ontbreken van rek, de lijn niet (zoals bij nylon wél het geval is) steeds strakker om de spoel komt te zitten. Als de knoop niet met een stukje plakband vast wordt gezet, bestaat de kans dat de lijn om de spoel gaat slippen. Zelfs al is de spoel tot aan de rand gevuld.

 spoelknoop

Voorslag knoop

Het vissen met een voorslag bij gevlochten lijnen is een noodzaak.

Dit omdat er in de gevlochten lijn geen rek zit en je veel sneller de haak uit de bek van de vis kan trekken. Deze knoop wordt ook gebruikt om bij de worp de gevlochten lijn niet te breken. Een aanbevolen lengte van de voorslag is ca. 1,5 a 2 maal de hengellengte.

  • Leg de einden van twee lijnen van vrijwel gelijke dikte naast elkaar (ongeveer 15 cm) in tegengestelde richting.
  • Knoop de kunstaas knoop om de dubbele lijn. Maak hiervoor 3 windingen en trek deze tegen elkaar.
  • Trek aan het uiteinde van de lijn zodat de knoop stevig om de lijn zit.
  • Doe hetzelfde met het uiteinde van de andere lijn Trek nu beide knoppen strak aan.
  • Trek aan de beide hoofdlijnen in tegengestelde richting zodat de knopen tegen elkaar aan glijden. Trek zo vast mogelijk aan en knip de uiteinden kort af en klaar is de knoop.

voorslagknoop

Water knoop

De beste knoop om twee lijnen aan mekaar te verbinden, alleen niet geschikt om een lange lijn aan een kortere te bevestigen.

  • Leg de lijn en onderlijn ongeveer 20 cm naast elkaar.
  • Behandel de lijnen als een enkele lijn enmaak een enkelvoudige knoop. Haal hiervoor de gehele onderlijn door de lus.
  • Houd de lus open en haal zowel de onderlijnals het eind van de hoofdlijn nogmaals door de lus.
  • Houd de beide lijnen en uiteinden vast entrek de knoop aan. Knip de eindjes kort af om te voorkomen dat deze aan de hengelogen blijven steken.

waterknoop

 

Vissen met de feederhengel

(bron: cybervissen.nl)

Feedervissen algemeen

Witvissen is en blijft de meest populaire tak binnen de hengelsport en dat is geen wonder want witvis zwemt zo’n beetje in elke sloot, plas of rivier in Nederland. Gebruikte men vroeger enkel en alleen een vaste hengel om voorn, brasem, zeelt en ga zo maar door achter de vinnen aan te zitten dan heeft de moderne sportvisser heeft heel wat meer technieken voor handen ! Omdat je met de vaste hengel toch beperkt was in de te bevissen afstand kwam de feederhengel als geroepen. Een lange werphengel van het liefst een dikke drie meter om het aas veel verder te werpen. In het bovenste deel van de hengel kunnen verschillende toppen worden gestoken, afhankelijk van het werpgewicht en de lijndikte. De toppen die bij de hengel verkocht worden zijn vaak voorzien van een kleur. Er wordt veel met de kleuren rood, oranje en geel gewerkt. Deze kleuren staan voor een bepaalde stugheid van het topeind. Op de wat duurdere hengels staat ook vermeld welke gewichten maximaal geworpen mogen worden.

De feederhengel is, als het op witvissen aankomt, een dodelijk wapen op elk type water. Met de feederhengel valt nu eenmaal machtig veel vis te vangen, vaak meer dan met de vaste hengel of de matchhengel. Op bepaalde wateren – en die zijn er ook bij u in de buurt – zijn vangsten van vele tientallen kilo’s voorn, brasem en of blei werkelijk niet uitzonderlijk en zeker niet alleen voor de specialisten weggelegd. De praktijk heeft uitgewezen dat ook beginners in de feedervisserij op goede dagen formidabele vangsten kunnen realiseren.

Nog een antwoord op de vraag “Waarom feedervissen?” vinden we in de eenvoud van deze visserij. Feedervissen is niks meer dan het vissen met een speciale werphengel (voorzien van een gevoelig topje) en een voerkorfje; de simpelheid zelve! Het moet wel heel gek lopen, willen beginners hun eerste pogingen niet meteen al beloond zien met een paar fraaie aanbeten en zelfs vissen. Zolang zij zich maar aan een paar basisregeltjes houden. Die komen later in dit verhaal aan bod.

Het feedervissen in al haar facetten is uit de moderne hengelsport gewoon niet meer weg te denken, vooral bij het wedstrijdvissen en de resultaten spreken voor zich. Het spreekt voor zich dat men voor deze techniek het juiste materiaal bij de hand moet hebben. Deze keuze wordt bepaald door het viswater, de weersomstandigheden, de visstand. Verder is het altijd een goede zaak om de dingen niet al te ingewikkeld te maken en een montage te gebruiken zonder al te veel toeters en bellen. Zorg er altijd voor dat alle elementen volledig op elkaar zijn afgestemd.

Feedervissen doe je met een werphengel en een voerkorfje. Dit is een korf van draad of kunststof waarmee je een portie lokvoer direct bij je haakaas op de bodem kunt brengen. Het voerkorfje zit met een zijlijn vast aan de hoofdlijn. De korf is zo bevestigd dat die kan schuiven over de lijn. Hoe zie je dat je beet hebt: Je ziet dat je beet hebt wanneer je top beweegt. Je top kan bewegen doordat je ingooit en de lijn strak draait de top staat zo ietsjes krom gespannen staat als die gaat bewegen heb je beet en haak je de vis.

Een tijdlang heeft het erop geleken, dat de Engelse methode van witvissen, die toch ook in de onze laaglanden langzamerhand begon door te sijpelen, voorbehouden zou blijven aan een handvol fanatieke hengelaars. Waarschijnlijk wordt deze vorm van visserij één van de meest populaire vormen van vissen, omdat het zo’n spectaculaire bezigheid is. Bijna elke vis is er mee te vangen, behalve de actieve en voorzichtige soorten zoals de snoek en de snoekbaars.

Voor oudere vissers met een verminderd gezichtsvermogen is feedervissen een ware uitkomst. Zij hoeven niet langer te turen naar het minieme antennepuntje van een scherp afgesteld dobbertje. Bij het feedervissen wordt helemaal geen gebruik gemaakt van een dobber. De dunne, felgekleurde en gevoelige hengeltop fungeert als beetindicator.

Materiaal verscheidenheid

Hengels die geschikt zijn voor het werpen met swimfeeders (voerkorven) noemt men logischerwijs dan ook feederhengels. De voerkorf moet bescheiden van afmeting zijn, immers het werpvermogen van onze hengels kent nu eenmaal een grens. De wat grotere voerkorven hebben in gevulde toestand (uiteraard afhankelijk van het formaat en het aangebracht extra loodgewicht) toch al gauw een gewicht dat ergens tussen de 40 en een dikke 100 gram ligt! Om deze zware gewichten weg te zetten is een langere hengel met meer ‘body’ een vereiste. Dus koop een hengel die bij het te bevissen water past.

Er zijn nogal wat typen feederhengels. Behalve dat er natuurlijk altijd kwaliteitsverschillen en daarmee prijsverschillen zijn, kunnen we de feederhengels onderscheiden in vier hoofdgroepen: light, medium, heavy en ultra heavy. Sorry voor de Engelse uitdrukkingen, maar het feedervissen is nou eenmaal, met termen en al, uit Engeland komen overwaaien.

De huidige “feederhengel” is globaal te verdelen in twee verschillende uitvoeringen: de “Swingtip” en de andere de zogenaamde “Quivertip”.

“Swingtip”:

  • een top wordt met behulp van een rubber slangetje aan de hengel gemonteerd. Bij een beet “swingt” de top dan naar voren of naar je toe. Voordeel hiervan is dat er weinig weerstand ontstaat, en je dus heel licht kan vissen.

feederhengel

“Quivertip”:

  • een versmalling in de top van de hengel die er voor zorgt dat de hengel eenvoudig omboog en daarom een betere beetregistratie geeft. De Quivertip zit meestal vast aan de hengel gemonteerd en er bestaan geen  mogelijkheden om van top te wisselen. Bij deze soort hengels worden meestal twee of drie quivertips geleverd. Het is de bedoeling dat men door de juiste keuze van de quivertip een zo best mogelijke beetregistratie krijgt. Een bepalende factor is de strakheid van de quivertip. Het spreekt voor zich dat een tip uit carbon strakker zal zijn dan een tip uit glasvezel. Verder zal het tapse verloop (van dik naar dun) ook bepalend zijn voor de gevoeligheid. Men kan de strakheid eenvoudig testen door het topoog tussen duim- en wijsvingers te nemen. De quiver die het meeste doorbuigt is de minst strakke. Het is de manier van aanbijten en de heersende visomstandigheden (grote vis, kleine vis, wind, stroming.) die mede zullen bepalen welke quivertip we monteren.
  • Een Wincklepicker: Dit is een hengel voor op witvis waar men op de top vist zonder dobber. Men maakt dan ook gebruik van een voerkorf en vist hiermee op dezelfde plek, waardoor vaak meer en zwaardere vissen mee gevangen wordt. Deze hengels hebben een zachte verwisselbare top die dient als beetregistratie met een gemiddeld werpvermogen van 10 tot 30 gram.
  • een werphengel met een top/parabolische actie.
  • hengeltechniek wordt ook wel “pickeren” genoemd.
  • Wincklepickers hebben losse topjes met een actie van 1 tot 2 ounce.
  • Wincklepickers worden veelal gebruikt in combinatie met een zogenaamde voerkorf. Dit zijn lichte korven tot hooguit 35 gram Voordeel is dat het lokvoer direct bij het aas ligt. En als steeds op dezelfde plek de voerkorf wordt gegooid, kan een mooie gedoseerde voerplek gemaakt worden.
  • De wincklepickers heb je in de maten: 2.40 meter t/m 3.0 meter.
  • Een wincklepicker gebruik je het best op stilstaand water of zacht stromend water en gooi je gemiddeld zo’n 15 meter uit de kant.
  • Een Feederhengel: Dit is een hengel voor het vissen op witvis, hiermee wordt hetzelfde gevist als met een Wincklepicker echter zijn deze hengels langer en bezitten ze een groter werpvermogen. Dit is bedoeld om ook te kunnen vissen op kanalen of rivieren zonder dat de stroming de voerkorf verplaatst van de visstek. Deze hengels hebben een gemiddeld werpvermogen van 40 tot 100 gram.
  • Feeders zijn er met vaste en losse topjes, van 1,5 tot 3 ounce. Zo heb je ook nog heavy feeders waar je tot 4 ounce actie kan gaan.
  • gebruik op stromend water of wanneer je ver van de kant moet vissen.
  • Men kan feederhengels al naar gelang werpvermogen en lengte als volgt indelen 3 categorieën;
        • Light feeder (voor lichte korven, tot ca. 40-50 gram)
        • Medium feeder (voor de wat zwaardere korven, tot ca. 70-80 gram)
        • Heavy feeder (voor de zware korven tot ca. 100-120 gram)
        • Voor startende feedervissers is het algemene advies een feederhengel in de klasse “light” aan te schaffen. Dit type feederhengel wordt als “allround” beschouwd, is ongeveer 3 meter lang en geschikt voor het werpen van korven met een gewicht van een gram of 40. Met deze hengel kunt u in de meeste wateren en onder de meeste omstandigheden aardig uit de voeten. Er kan zowel met een wartelloodje als met een voerkorf én zowel kortbij als veraf mee worden gevist. Als u met zwaardere voerkorven of op grotere afstand dan 35 meter wilt vissen, zou u een “medium” feeder kunnen overwegen. De “heavy’s” en de “ultra heavy’s” zijn bedoeld voor hard stromend water (rivieren) en is voor de beginner niet aan te raden.

Materiaal: Korf Voerkorven zijn in drie groepen in te delen, namelijk:

  1. open voerkorven, aan beide zijden open.
  2. gesloten voerkorven, aan beide zijden gesloten.
  3. half open korven, slechts aan één zijde open.

korfjes

In principe bestaat de voerkorf uit een, metaalgaas vervaardigd hulsvormig lichaam verzwaard met een loodstrip. Er zijn ook voerkorven met een plastic lichaam. Een belangrijk verschil tussen een open plastic voerkorf en een gaasfeeder is dat de eerstgenoemde tijdens het binnendraaien gemakkelijker van de bodem loskomt, als de aan alle kanten open gaasfeeder.

  • In stromend water gebruik is het advies om minimaal een korf met een gewicht van 60 gram. Hiervoor gebruik je dan de medium feeder, dit om het gewicht goed te kunnen dragen en je hebt de mogelijkheid om ver te vissen.
  • Is er meer dan 80 gram nodig, tot zeker 100 gram, dan ga kan worden overgegaan op de heavy feeder. Sommige heavy feeders kunnen aardig wat gewicht wegzetten tot zeker 150 gram, heb je nog meer nodig dan kan de “ultra heavy” gebruikt worden. Hiermee kan je met sommige feeders, tot 200 gram wegzetten. Uiteraard vis je dan niet verder dan ongeveer 30-35 meter.
  • Een ander belangrijk voordeel van het feedervissen is dat er spaarzaam en toch effectief met lokvoer omgegaan kan worden. Met een kilootje voer kan men gewoonlijk een hele dag doen. Duur is deze visserij dus niet. Voor het vissen in stilstaand of langzaam stromend water gebruikt u bij voorkeur een voerkorfje dat aan beide zijden open is. Bij elke inworp wordt slechts een klein beetje lokvoer op de voerstek gedeponeerd . Omdat de onderlijn vlakbij de voerkorf wordt gemonteerd, ligt het aas altijd in de buurt. Succes verzekerd!

Materiaal: lijnen

  • Bij het feederen in stromend water gebruik je een hoofdlijn van minimaal 22/00 met een voorslag van 25/00. De dikte van je hoofdlijn is belangrijk, aangezien het gegeven, hoe dunner je hoofdlijn hoe minder druk de stroom op je lijn uitoefent. De lengte van de voorslag hou je op ongeveer 2x de hengellengte. De voorslag hou je dikker dan de hoofdlijn, dit v.w. het gewicht van de voerkorf.
  • De vislijn die wordt gebruikt moet altijd in de juiste verhouding zijn met de hengel die gebruikt wordt. Dus het volgende ezelsbruggetje kan aangehouden worden: “Op een Light Feeder altijd dunnere lijnen gebruiken en op de “Heavy Feeder” dus dikkere lijnen (en dus sterkere). Dit heeft tot logisch gevolg dat op een heavy feeder ook vaak een zwaardere molen gemonteerd zal worden.
  • Aan de speldwartel kan een feederkorf of wartellood gemonteerd worden. De hoofdlijn en de onderlijn worden via “lus-in-lus” met elkaar verbonden. Kan zowel dienen voor het vissen met klassiek nylon als met een gevlochten lijn.
  • Het is bekend dat er op de markt de gevlochten lijnen te koop zijn onder de naam Dyneema. Veel groothandels brengen onder verschillende namen bepaalde lijnen op de markt. In het begin waren deze lijnen zeer duur en vaak van slechte kwaliteit. Je bent er of helemaal gek van of je bent een geboren tegenstander. Bij verkeerd gebruik kan het je heel wat vis kosten. De rek in deze lijn is vaak nihil waardoor de vis tijdens de dril zichzelf los kan trekken omdat er geen rek in de lijn zit die de klappen van de vis opvangt. Bij een goed hengelgebruik vinden de meeste vissers het ideaal omdat de beetregistratie perfect wordt doorgegeven en de lijndiameter veel dunner is dan de monofyllijnen van dezelfde trekkracht. Dus wel opletten !! Vis je met gevlochten/gesmolten lijn, dan moet je bij een aanbeet niet “slaan” maar “aantikken”. Je hebt namelijk direct contact met je voerkorf. Tegenwoordig wordt veel gebruik gemaakt van een “Powergum systeem”. Het powergum systeem is een stuk elastiek van 20/25 cm waar je voerkorf aan hangt. Groot voordeel van dit systeem is, dat de powergum de eerste klap opvangt bij het ingooien. Hoe zwaarder de korf, hoe meer je het voordeel merkt bij het ingooien. Een ander voordeel van de powergum is dat je geen voorslag meer nodig hebt. Er zijn verschillende methoden om de voerkorf of werplood en haaklijn te monteren.
  • Schuivende montage
  • Om te voorkomen dat u af en toe in de war gooit, kunt u een zogenaamd “hoekafhoudertje” gebruiken. Schuif deze op de hoofdlijn van ongeveer 0,18 mm nylon en laat deze stuiten op een speldwarteltje. In dat speldwarteltje hangt u de onderlijn van 0,16 mm dik en ongeveer 50 – 75 centimeter lang. Hangt u nu de voerkorf aan het afhoudertje en de montage is klaar. Tegenwoordig geven steeds meer feedervissers de voorkeur aan een gevlochten, Dyneema lijn. Daar zit namelijk geen rek in, waardoor ook aanbeten op grote afstand goed worden doorgegeven aan de gevoelige top. Slimme sportvissers knopen thuis al hun onderlijntjes met haken in verschillende groottes. De maten 8, 10 en 12 zijn favoriet.
  • Bij deze montage loopt de hoofdlijn vrij door de wartel van het lood of van de voerkorf. Op dagen dat de vis goed “los” is, zal deze eenvoudige methode veel vis op de kant brengen.
  • Vaste montage
  • Het lood of voerkorf wordt nu direct op de hoofdlijn of aan een vast zijlijntje geknoopt. De aanbeet gaat nu niet via een wartel maar direct naar de hoofdlijn en is dus preciezer dan de andere methodes.

Hengel afsteunen

Hoe te vissen. U heeft vast wel eens een feedervisser langs de waterkant gezien. Dan is het u waarschijnlijk opgevallen dat de hengel bijna evenwijdig aan de oever lag afgesteund. Een dergelijk opstelling, waarbij de hengeltop een hoek van 100 tot 120 graden met de uitgeworpen lijn maakt, is voorwaarde voor een optimale beetregistratie. De voorkant van de hengel wordt op een speciale quivertipsteun gelegd, met de top zo dicht mogelijk bij het water. De wind mag geen vat krijgen op de uitstaande lijn. De handgreep van de hengel wordt tevens afgesteund op een speciaal steuntje of op uw zitmand. Volgen de aanbeten elkaar in rap tempo op, is het wellicht slimmer de greep op uw bovenbeen te laten rusten. Zo kunt u de hengel comfortabel vasthouden en razendsnel reageren op een goede aanbeet door zijwaarts aan te slaan.

In zacht stromend water of stilstaand water vis je nagenoeg parallel met de oever, dit om een beet beter te registreren. Vis je op stromend water dan vis je met de hengeltop omhoog. Wanneer je met de hengeltop omhoog vist haal je meer tuig uit het water waardoor de stroom minder druk uitoefent op je tuig. Hierdoor kan je een beet beter zien, en je voerkorf blijft beter liggen.

hengelsteun feeder

De hengel wordt vaak afgesteund op een “feedersteun”. Steun de hengel zo af dat er een hoek ontstaat tussen de 90 en 120 graden. Zo is goed aanslaan mogelijk. Voor de voorste hengelsteun gebruik je een brede steun (een V steun) met een golvend profiel. Daarmee kun je de buiging van de hengeltop exact bepalen en aan het bijtgedrag van de vis aanpassen. Hoe minder lijn zich bevindt tussen wateroppervlak en hengeltop, de minder de kans dat de wind de beet registratie beïnvloed.

Inwerpen

Omdat het een vrij nieuwe visserij was en veel mensen wat sceptisch over deze hengel waren, duurde het vrij lang voordat deze grandioze vorm van “witvissen” voet aan wal kreeg. Het is eigenlijk een veredelde vorm van hoe men vroeger op de paling viste. Men werpt de paternoster in , draait de lijn strak en wacht op de registratie op de top. De kunst is nu om die onderlijn te maken die past bij de omstandigheden waarbij men vist. De feeder kun je ook fantastisch gebruiken bij de visserij op paling. Een geweldige ervaring om die hengel tekeer zien gaan bij de aanbeet van een grove paling. Het dunne topje zorgt ervoor dat de vis bijna geen weerstand voelt bij de aanbeet. Wat wel gezegd dient te worden is, dat je rekening moet houden met de rek in lijn. De afstand waarbij de haak gezet moet worden is aanzienlijk vergroot en dit kan de nodige problemen geven.

Een van de belangrijkste zaken bij het feedervissen is de keuze van de juiste feeder; beter gezegd de keuze van het juiste loodgewicht van de feeder. Het eigen gewicht van de te gebruiken voerkorf (dus zonder voer in de korf), wordt bepaald door de te werpen afstand. Hoe verder men van zich af vist des te zwaarder de korf moet zijn. Vist men te licht dan zal de te vissen afstand moeilijk te bereiken zijn.

Als je meer dan 80 gram nodig heb kan je het beste je korf een meter stroom opwaarts gooien, waardoor de korf na het uitrollen voor je blijft liggen. Zo kan je toch een voerplek aanleggen. Om een beter idee te krijgen wat hiermee bedoeld wordt, voor het vissen ga je eerst een paar keer proef gooien, met een korf die genoeg lood met zich meedraagt waardoor de korf blijft liggen. Nu moet je recht vooruit gooien en opletten waar je korf blijft liggen, is het bijvoorbeeld 3 meter rechts van je, dan houdt dat in dat je ook 3 meter stroom opwaarts moet gooien zodat de korf voor je blijft liggen.

Je kan natuurlijk ook een zwaarder korf gebruiken, maar dit houdt wel in dat je zwaarder vist, en dat je ook een gepaste hengel moet gebruiken die het lood kan wegzetten, Natuurlijk moet je ook je lijndikte aanpassen. Hoe zwaarder de korf, hoe dikker je tuig.

feedermolen

Peilen met de feeder

  • Korf inwerpen en tellen tot de korf de bodem raakt. Het tellen doe je vanaf 21, dus eenentwintig, tweeëntwintig, drieëntwintig enz…
  • Hou rekening met het gewicht van de korf, hoe zwaarder de korf hoe sneller de korf op de bodem is.
  • Hierna de korf langzaam terughalen, door naar de top te kijken kan je de bodemstructuur vaststellen. bv. diepte en kuilen.
  • Zo ga je terug tot ongeveer 20 meter.
  • Is het peilen gebeurd dan ga je terug naar de afstand die je wilt vissen, lijn achter de lijnclip vastzetten, een vast punt aan de overkant van het water aanhouden erop richten en vissen maar. Juist een gaaskorf moet zich binnen enkele minuten en zeker als er, zoals bijvoorbeeld bij het aanslaan gebeurt, fel aan de lijn getrokken wordt, op de visplek legen! Stelt u zich eens voor wat er gebeurt als het lokvoer in de korf blijft plakken.

Het opbouwen van een voerplek

Essentieel is dat de voerplek goed opgebouwd wordt. Korf na korf dient steeds op dezelfde plek terecht te komen. Alleen dan lukt het om de vis op de plek te houden. Om te beginnen is een juiste werptechniek van belang. Secuur werpen vraagt om een tweehandige aanpak en een zogenaamde “overhead”-worp. Aan de overzijde van het water zoekt u, in het verlengde van de te maken voerplek, een richtpunt uit. Dat kan een molen, een boom of bijvoorbeeld een inham in het riet zijn. Werp iedere keer naar dat ene, vaste punt. Elke keer de juiste afstand bepalen, is nog het makkelijkst. Hiervoor gebruikt u de lijnclip op de molenspoel. De lijn wordt na de eerste keer inwerpen simpelweg in de lijnclip geklemd. Elke worp wordt nu, keer op keer, op dezelfde afstand geblokkeerd.Als haakaas komen vooral maden, verpopte maden (casters) en kleine pieren in aanmerking. Combinaties van deze aassoorten doen het vaak erg goed. Vergeet niet ook een handje van dit levende aas door het lokvoer te mengen. Het is vaak de sleutel tot succes.

Aanbeten

Een aanbeet kan zich opverschillende manieren voordoen, bijvoorbeeld zowel in de vorm van een plotseling fel naar het water buigende top, als ook in de vorm van een terugvalbeet. Dit wordt veroorzaakt als de vis het aas pakt en naar ons toe zwemmen en de voerkorf meenemen. En het meest voorkomend in de vorm van een aantal elkaar snel opvolgende schokkerige rukjes. U kunt dan rustig aanslaan en de vis landen. Om een goede beetregistratie te hebben kan je gebruik maken van een “targetbord”. Dit bord zorgt ervoor dat je een rustige achtergrond heb en zo de kleinste aanbeten zichtbaar worden.

Een voerplek maken we met de feederhengel en de voerkorf waarmee je gaat vissen. We doen dit door om de minuut een korfje met voer en aas op de gewenste afstand te brengen, laten deze ± 40 seconden liggen en geven een ruk aan de hengel. Nu komt het voer dat nog niet uit de korf was los. We halen rustig in en herhalen dit 15 maal. Nu gaan we vissen. Door telkens opnieuw in te gooien wordt de voerstek steeds voorzien van vers aas en voer

Elke keer als we de korf binnenvissen volgt er dan in een rechte lijn naar de oever en spoor van lokvoerdeeltjes. Dit heeft hetzelfde effect als je met de vaste hengel een strook van 10 meter met voerballen voorziet. Zorg er dus altijd voor dat de korf zich zo snel mogelijk op de stek leegt.

Feedervoer

Als we met een feeder vissen is de vastheid van het voer erg belangrijk. In diep of stromend water mag het lokaas bijvoorbeeld kleveriger zijn en meer stevig in de korf zijn gedrukt als op ondiep of niet stromend water. Als de voerkorf zijn lading al tijdens de worp of halverwege de waterdiepte verliest hebben we er op de bodem nu eenmaal niets aan. Al te stevig is echter ook niet goed. Je ziet het bijvoorbeeld wel eens gebeuren, dat als men een vis vangt en deze boven het schepnet trekt, de voerkorf nog half vol met voer zit. Het zou de visser dan toch duidelijk moeten zijn, dat dit persé voorkomen moet worden.

Vissen met de vaste hengel

(bron: cybervissen.nl)

Inleiding

De ideale keuze voor een beginnende visser (vooral bij jeugdige) is een vaste hengel of vaste stok. Deze hengel is eenvoudig in gebruik en hier begint voor velen het eerste contact met een gevangen vis. Een vaste hengel is een hengel zonder molen. Aan de top van deze hengel zit een lijn met daaraan een dobber, lood en een haakje. Door aan de haak b.v. deeg of maden te doen kan men reeds de eerste inworp doen en wachten tot de dobber onder gaat. Men kan d.m.v. lokvoer de vis sneller op de visstek krijgen. Denk echter wel, indien er te veel wordt gevoerd met lokvoer, de vis zich zat vreet en de aanbeten nalaten. Vissen met een vaste hengel is een “statische visserij”, omdat de visser zich uitgebreid op zijn stek kan installeren, omdat hij daar waarschijnlijk een langere tijd zal blijven.

Witvis is de verzamelnaam voor een groep vissen, waartoe onder andere de alver, brasem, kolblei, kopvoorn, blankvoorn, ruisvoorn en winde behoren. De vaste hengel vormt zoals eerder aangegeven ongetwijfeld de basis voor en de instap in de witvis sportvisserij. Daarmee kan men de eerste beetervaringen opdoen en ook kennis maken met de klassieke opbouw van de lijn, de functie van dobber en lood, en het belang van een aangepaste haakkeuze. Tegenwoordig worden vaste hengels gebouwd uit glasvezel, carbon of kevlar of uit hun composieten waarbij men probeert de goede eigenschappen van iedere materiaal component te verenigen in hun composiet. Het gebruikte materiaal speelt wel een rol in de prijsbepaling. Hoe hoger het percentage carbon of kevlar, hoe hoger de prijs maar hoe lichter de hengel.

Bij vaste hengels zijn er in de opbouw drie types:

  • “telescopisch” waarbij alle delen naar achteren toe in elkaar schuiven en bij uitbouw in elkaar klemmen
  • “insteek” waarbij elk volgend deel in het voorafgaande deel past beginnend van onder naar boven
  • “oversteek” waarbij elk volgend deel in de mengbussen over het voorgaande past.In Nederland wordt het meest gebruik gemaakt van insteekhengels. Een lengte tot 9,5 m biedt de recreatieve hengelaar de mogelijkheid om op de meeste visserijen goed aan de slag te kunnen. Voor de competitievisserij heeft men wel een 11 m, een 12,5 m of zelfs een 14 m nodig.
  • Tevens is er nog een verschil bij een insteek- en een oversteek hengel. Namelijk: een insteek hengel is in het algemeen dunner van diameter maar hangt meer door op langere lengtes, een oversteek hengel is in het algemeen van diameter iets dikker maar hierdoor strakker op langere lengtes.

Meer achtergrond informatie over deze vistechniek

Bijna iedereen heeft wel eens in zijn leven gevist met een vaste stok; de oude bekende bamboehengel uit de jeugd, of anders wel met de opvolger van de bamboehengel, een telescopische hengel voorzien van een topoog waar je je snoertje aan vast kon knopen.

Boven aan de zijkant zat dan het zogenaamde “kikkertje” waarop men het te veel aan lijn of je vislijn weer aan kon oprollen na het vissen. In het algemeen monteert men kikkertjes op het tweede deel van de top.

kikkertjes     Als de visavond was afgelopen werd deze vaste hengel weer in elkaar geschoven en vervolgens opgeborgen in de schuur gezet en direct gereed voor de volgende visdag. Vaak werd met deze hengels gevist in de sloten in de directe omgeving van het huis, en was de hengellengte (ca. 4 meter) meer dan voldoende om halverwege het water te zitten met je dobber.

Voor de wat bredere viswateren werd je door de hengelsportwinkel geadviseerd om een loodzware 7 meter lange hengel aan te schaffen, welke meestal opgebouwd waren uit glasvezels. Na de vissessie, ging je minimaal met een vermoeide rug naar huis, omdat deze “lange” hengels soms wel meer dan 1,5 kilogram wogen. En dat is dan toch wel een zware belasting om uren achtereen mee in je handen te gaan moeten zitten.

Later zijn hengels veelal gemaakt van carbon. Hierdoor werden de hengels niet alleen veel lichter, maar ook sterker en “strakker”. Met dit “strakker” bedoelen we dat de hengel loodrecht naar voren staat en dus niet in een grote boog, wanneer deze volledig in elkaar is gezet. Doordat de hengels met lichter materiaal werden gemaakt, was het zelfs mogelijk om vaste stokken te kunnen maken van meer dan 11 meter, terwijl deze dan nog ver onder de kilogram aan gewicht bleven.

De term krachthengels staat voor een nieuwe generatie vaste hengels. Dit zijn hengels die een lijndikte van 18/00 tot 25/00 niet uit de weg gaan. De sterkte, kracht, actie en drileigenschappen zijn aangepast aan het vissen met dikker nylon. Krachthengels zijn ook uitstekend te combineren met een dikke elastiek (b.v. 2,15 – 2,55 – 2,70 mm). Krachthengels zijn tevens ontworpen voor het echte “trek- en sleurwerk”. Dat wil zeggen dat er binnen de korst mogelijke tijd zoveel mogelijk brasem van formaat in het net gevist worden. Wanneer de brasem massaal op de voerplek zit en hij bijt dat het zijn lust is, dan mag er geen tijd verloren gaan en de dril moet zo kort mogelijk zijn. Wanneer er nog eens karpers nodig zijn om een goed eindresultaat neer te zetten, dan laten deze krachthengels zich van hun beste kant zien. Men heeft met deze hengels voldoende “power” in handen om de nodige, constante druk op deze “zoetwatervarkentjes” uit te oefenen. Iedere krachthengel heeft een aantal sterke punten en zal vooral de hengelaar zelf zijn die de uiteindelijke keuze maakt in functie van de viswaters die hij regelmatig bevist en de aanwezige visstand. Eerst en vooral moeten we stellen dat het eigengewicht van een krachthengel in feite van ondergeschikt belang is. Het is de balans die bepaalt of de hengel goed in de hand ligt.

Aanschaf van een vaste hengel

Bij de aanschaf van een vaste hengel is het eerst en vooral nodig een aantal zaken op een rijtje te zetten. Het aanbod is zo groot dat het niet altijd even gemakkelijk is een keuze te maken.

  • Lengte: Voor een doordeweekse visserij vormt de extra lange hengels (12 meter en meer) echt een uitzondering. Dergelijke hengels richten zich meer op de echte topcompetitie. Toch is de koop van een 11 meter hengel niet verkeerd. Men kan de stek, zelfs al vist men op 9,50 meter beter afpeilen.

vaste stok

  • Het gewicht: Het eigengewicht van de hengel voelt men pas wanneer men de hengel in elkaar heeft gestoken. Hoe lichter de hengel, hoe comfortabeler we ermee kunnen vissen. Maar de hengel moet ook een goede balans hebben. Het heeft geen zin met een lichte hengel aan de waterkant te zitten die topzwaar is en daardoor minder prettig vist. De balans van een vaste hengel is veel belangrijker dan het gewicht. Het balanspunt kunnen we gemakkelijk bepalen door de hengel op de vlakke hand in evenwicht te brengen. Het is bij aanschaf van gelijk welke vaste hengel belangrijk dat we die hengel op de juiste lengte die we willen aanschaffen in de hand kunnen nemen om na te gaan of het een hengel is die ons honderd procent bevalt.
  • De strakheid: Op stromend water, waar we een drift zo perfect mogelijk moeten uitvoeren, zonder horten en stoten om het aas zo natuurlijk mogelijk aan te bieden, kiezen we voor een strakke hengel. Ook om de lijnopzet te blokkeren is een strakke hengel noodzakelijk. Met een hengel die te soepel is in de top, kan men de haak niet goed zetten. De strakheid hangt nauw samen met het gebruikte basismateriaal. Voor een vijvervisserij, zeker als er grote brasem en karpertjes gevangen moeten worden, verkiezen we een hengel die in de top een meer progressieve buiging heeft die in functie staat van de gevangen vis en de kracht die wij de dril op deze vis uitoefenen.
  • Elastiek, ja of nee?: Een elastiek die in de top of in meerder delen wordt ingebouwd is altijd een pluspunt. De eerste run van de vis wordt perfect opgevangen en we kunnen zelfs iets lichter vissen. Zeker bij een strakke hengel, is een elastiek noodzakelijk. Zorg er wel voor dat je de vis de baas blijft en niet dat de vis meters en meters elastiek uit de top trekt, zodanig dat de vangst zo goed als niet te drillen is. Tussen hengel, elastiek en lijn moet er een optimale balans zijn.Kijk daarom niet op een paar centen en koop de meest geschikte hengel, ook al ligt de prijs misschien iets hoger dan het vooropgestelde budget. Voordat u over gaat tot een definitieve aankoop is het aan te raden om eerst testen in de bekende hengelsport vakbladen te lezen en op internet bij de online shops rond te kijken.
  • Lengten: Verkrijgbare lengten van vaste stokken zijn net zo verschillend als het aantal beschikbare merken op de markt. Men doet er altijd verstandig aan om uw hengelsport winkelier te vertellen wat men precies met deze hengel wilt gaan doen. Door zijn ervaring en door de informatie die de winkelier via zijn klanten toegespeeld krijg, weet hij beter dan wie ook of de gekozen hengel wel geschikt is voor het doel. Goed materiaal is trouwens ook in de hengelsport het halve werk. Kijk daarom niet op een paar centen en koop de meest geschikte hengel, ook al ligt de prijs misschien iets hoger dan het vooropgestelde budget. Voordat u over gaat tot een definitieve aankoop is het aan te raden om eerst testen in de bekende hengelsport vakbladen te lezen en op internet bij de online shops rond te kijken.

Vissen met de vaste hengel

Wanneer u eenmaal de keuze hebt bepaald en u gaat naar de waterkant dan moeten eerst nog een aantal technische zaken in orde worden gemaakt voordat met het vissen gestart kan worden. De juiste manier is om de spullen op de visplaats te organiseren. Als we alles binnen handbereik hebben weten we zeker dat we gerust aan een hengelsessie kunnen beginnen.

Met een korte hengel is het mogelijk te vissen met een tuig dat bijna even lang is als de hengel. Men spreekt dan ook wel van “uit het handje vissen”. De hengel hoeft dan niet worden afgestoken of afgebouwd om bij de haak te kunnen komen. Dit is een zeer prettige (en tijdens wedstrijden een snelle) manier van vissen.

Het is een ander verhaal als we met een lange hengel willen gaan vissen én wind en stroming zijn een negatieve factor. Dat zijn de omstandigheden zodanig om te kiezen voor het vissen onder de top van de hengel. Het tuig dat dan gebruikt wordt zal meestal korter zijn als de lengte van de hengel en er wordt dan ook gevist met een “kortere opslag”. Dit betekent dat slechts met een kort stuk lijn (ca. 1 meter) tussen de top en de dobber. De voordelen dan zijn dat wind noch stroming de dobber uit zijn baan kunnen trekken. De visser heeft dus een maximale controle op zijn vislijn en het aanslaan van een aanbijtende vis kan sneller en beheerst gebeuren. Om dan bij de haak te kunnen komen zal de visser de hengel horizontaal achter zich weg moeten steken, om de hengel daarna (meestal bij het derde of vierde deel) uit elkaar te halen.

  • Iedereen die met de vaste hengel vist dient zogenaamde “V-rollers” of rollerbankjes te gebruiken. Als je tenminste een tijdje met je hengel wilt vissen zonder deze te beschadigen, maar ook met drillen van vis om de hengel met gevoel naar achteren te verplaatsen. Plaats de steun goed vast of verzwaar deze eventueel met een emmer water. Ook moeten we erop letten dat bij sterke wind de hengel er niet uitgeblazen wordt. Bij sommige rollers is de mogelijkheid om ook de bovenzijde af te sluiten.
  • Daarna zal na de aanbeet, de hengel volledig naar achteren moeten worden afgerold om de vis op de waterkant te krijgen. Wanneer de hengel even lang is als de gehele nylonlijn kunt u dat gedeelte eerst van de hengel verwijderen en dan pas de vis binnen halen.

Uitpeilen van het water

Zet een naar eigen inzicht een juist tuigje aan de hengel. Doe vervolgens een dieptelood aan de haak. Het uitpeilen doen we recht onder de hengeltop.

  • De dobber wordt nu ingesteld op de vermoedelijke diepte.
  • Laat het peillood rechtstandig onder de top in het water zakken. Onder het gewicht van het peillood staat de top krom gebogen.
  • Als het lood de bodem raakt zal de top zich weer ontspannen en weer recht gaan staan. We schuiven de dobber net zo lang dat bij het uitloden het puntje van de dobber boven water staat.
  • We hebben nu zo uitgelood dat de haak op de bodem staat. Dit is een prima afstelling om het vissen te beginnen. Het is handig direct na het peilen de gevonden waterdiepte te markeren, zodat al verschuiven we de dobber vele malen eenvoudig teruggevonden kan worden. Het markeren kan d.m.v. een elastiekje of een stukje tape op de hengel, of door een markering van “Tippex” (witte correctievloeistof) op de lijn welke er met een doekje gedrenkt in een beetje thinner er weer af te halen is.
  • We gaan nu voor en achter de vis stek peilen om te zien of de bodem hier recht verloopt en niet in een kuil of in een richel. Het mooiste om te vissen is een vlak stuk bodem. Dit stuk peilen we af door zowel links, rechts, voor en achter het uitgepeilde punt de bodem af te peilen. Hebben we een mooi stuk gevonden dan is het noodzaak om het peilen te herhalen met een licht peilloodje om het wegzakken van het zwaardere peillood in de modder te niet te doen. Maak dus altijd een paar peilloodjes met een verschillend gewicht.

Aasaanbieding in stilstaand water

Actief vissen We kunnen bijvoorbeeld door het zeer langzaam en in een vloeiende beweging verplaatsen van de hengeltop de vislijn verslepen. Het aas zal zich dan over het voer en tussen de azende vissen door verplaatsen. Dit verplaatsen moet wel zeer langzaam gebeuren om de vis geen argwaan te laten krijgen. Hoe traag? Wel, u doet het goed wanneer de dobber zo langzaam verplaatst wordt dat je het zelf nauwelijks in de gaten hebt.

Lokken Hierbij wordt de dobber zo langzaam mogelijk met korte rukjes voortbewogen, zodat het aas als het ware over de bodem voort springt. Lokken gaat het beste met een slank model dobber, waarbij we moeten beseffen dat de plaats van het bovenste oogje bepalend is voor het gedrag van de dobber als er met de hengeltop aan de lijn wordt getrokken. Als we de dobber, in plaats van door het bovenste oogje, vastklemmen met een ringetje dat we uit een stukje siliconenslang geknipt hebben, dan kunnen we door de plaatsing van dit ringetje te veranderen het gedrag van de dobber beïnvloeden. Schuif bijvoorbeeld het ringetje maar eens halverwege de dobber. Als we nu met de top aan de lijn trekken zullen we de dobber uit het water zien klimmen. Het aas zal nu over de bodem huppelen.

Onderstroming

Als we niet zeker zijn of er een onder stroming is, dan doen we er goed aan eens links en rechts van de voerplek te gaan vissen.

Vissen in stromend water

Het vissen in stomend water gebeurt met dobbers met een groot drijflichaam. Dit wordt bereikt met ronde en buikige dobbers. Driften wil zeggen dat de lijn telkens tegengesteld aan de stroomrichting wordt ingelegd, waarna de de dobber “vrij” met de stroom kunnen laten meedrijven. Schaam je niet om ook eens extra zware dobbers te proberen. Maak eens een setje tot een drijfvermogen van 7 gram. In stromend water kunnen we een zogenaamde drift maken. De lijn wordt hierbij telkens tegengesteld aan de stroomrichting ingelegd, waarna we deze vrij met de stroom laten meedrijven; dit is de eenvoudigste manier van driften. Deze manier is niet erg gunstig omdat de vis met de kop tegen de stroom in zal blijven liggen om het aas te kunnen pakken.

Hierop is een uitzondering, het “invers driften”. Vaak wordt door het snelle middenwater, dat is de waterlaag tussen de oppervlakte en de bodem, de aasaanbieding nadelig beïnvloed. Men moet er voor zorgen dat het aas voorop in de stroom wordt aangeboden. Er mag dus geen bocht (met de stroom mee) in de lijn komen. Om dit te bereiken, kan heel goed een tweede druppelloodje halverwege de diepte van de lijn geplaatst worden. Het is wel even oppassen bij het inleggen van de lijn. Dat moet altijd met een strakke, gestrekte lijn gebeuren, omdat we anders problemen krijgen met de verzwaarde lijn.

Vissen met elastiek in de top

Dit systeem heeft een vast plekje veroverd in het foedraal bij de vaste stok vissers. Het elastiek begint te werken tijdens de dril of de vlucht van de vis. Het maakt de vis moe en voorkomt lijn breuk of uitscheuren van de haak. Het is mogelijk om meerdere delen van de hengel het elastiek te monteren (b.v. 1+2 en 3+4) om b.v. grote vissen te kunnen vangen. Je komt natuurlijk niet alleen met één soort elastiek klaar. Je gebruikt meerdere toppen met verschillende diktes nylon, aangepast aan de hengel of toppen. De inbouw van het elastiek in de hengel is eenvoudig met behulp van een elastiektrekker en is vlug klaar.

Enkele praktijktips voor het vissen met vaste hengel

  • Voor de voornvisserij stel je je dobber zo in dat de beaasde haak net boven of net op de bodem rust. Je gebruikt een peillood om je dobber haarfijn af te stellen.
  • Voor brasem vis je met je onderlijn een flink stuk op de bodem. Na het instellen van de dobber op precieze bodemdiepte, schuif je je dobber zo’n 20 à 30 cm omhoog. Dan ligt je onderlijn volledig op de bodem. Bij winderig weer of bij onderstroming kan je de lijnmontering beter “verankeren” door op de onderlijn een klein loodhageltje te knijpen. Dat heeft geen effect op de dobber.
  • Vaste hengels, hoe duur of goedkoop ze ook mogen zijn, moeten onderhouden worden. Het meest slijten vaste hengels aan de bussen en zeker die bussen van de delen waar de hengel afgestoken wordt. Vuil en voerdeeltjes die aan de hengel kleven zullen deze slijtage in de hand werken. Maak na iedere vissessie de hengel goed schoon. Is de hengel nat, neem hem dan uit elkaar en laat de delen goed drogen. Behandel de hengel voor het seizoen en minstens een keer tijdens het seizoen met “auto-wax”. Dit werkt water- en vuilafstotend en geeft de hengel een glad oppervlak zodat hij gemakkelijk door de handen schuift.